De geschiedenis van Vaalburg Carrosseriebouw

De geschiedenis van Vaalburg Carrosseriebouw begint eigenlijk in Den Bommel, op het Zuid-Hollandse eiland Goeree Overflakkee. Daar heeft Leendert Vaalburg (1786) een wagenmakerij. Hij is getrouwd met Geertruy van Schouwen. Zij krijgen negen kinderen, waarvan er drie al sterven voor hun tweede verjaardag. Eén van deze kinderen is Klaas. Hij komt in 1856 naar de pas drooggevallen Haarlemmermeer. Hij vestigt zich als timmerman en bouwt in korte tijd een bloeiend bouwbedrijf op.

Jacob

Het succes van Klaas lokt veel inwoners uit Den Bommel naar de Meer, zo ook zijn jongere broer Jacob, geboren in 1835. Hij wordt op 5 maart 1859 ingeschreven als wagenmaker te Nieuw-Vennep. Hij woont daar in bij zijn broer en schoonzuster. Jacob krijgt niet alleen veel wijze lessen mee van vader Leendert, maar ook diens rekeningboeken, welke Jacob als voorbeeld gebruiken kan. (deze zijn overigens in de familie bewaard gebleven, de oudste dateert van 1815).

Rekeningboek_1859-350

De heer Versteeg is de eerste opdrachtgever van Jacob. Op 8 maart laat hij 4 spaken in een kruiwagenwiel vervangen, voor het bedrag van één gulden. Bijna een jaar later wordt deze rekening betaald. Zo ging dat vroeger; na oud en nieuw kwamen de klanten langs om het rekeningboek in te zien en hun schulden te voldoen. Voor de snelle betalers die al op 2 januari kwamen, was er een borreltje en 3% korting te verkrijgen.Er wordt allerlei soort werk uitgevoerd maar de bedragen komen de eerste jaren zelden boven de vijf en twintig gulden. In 1862 wordt er een nieuwe hondekar geleverd aan H. Bakker met de rekening van fl. 17,50 voor de wagenmaker en fl. 7,50 voor de smid. De wagenmaker hield zich immers alleen met het houtwerk bezig, staalwerk werd uitbesteed aan de smid. A.J. Suidgeest koopt in 1864 een nieuw eiken rolblok met burry voor fl. 35,- en P. de Breuk koopt in datzelfde jaar een nieuwe boerenwagen met steekladders, burry en krat voor fl. 76,- met een korting van fl. 2,25. Ook de rekening voor A. van Zanten van 4 februari 1863 vertelt ons veel over de tijden van vroeger, ‘een nieuwe kromme boom aan de tilbury, een nieuw bovenboutje in de achterste hoepel der kap, een biesje achter tegen dezelve gelegd op het doek, zijnde drie werkdagen plus verschot; totaal fl. 5,60’. Ook de vijf cent welke Jacob verdiende aan een kaaskop staat keurig geboekt.

In het jaar 1865 komt Abraham de Lange als leerling in de wagenmakerij. Zijn vader schrijft Jacob een jaar later een brief:

“Vriend Vaalburg,
Niet onbekend zal het u zijn, dat mijn zoon Abraham, met ultimo augustus zijn diensttijd bij u expirerend is, aangezien dan onze gemaakte overeenkomst verstreken is. Wilt gij hem langer in uwe dienst behouden, dan dienen wij onderling een ander accoord in te gaan. Hij is in zijn achttiende jaar mij dunkt hij zou nu de kost wel kunnen verdienen. Denkt hierover eens ernstig na en schrijft mij daar dan, intijds eens over, dan kunnen wij beide naar welgevallen handelen” w.g. C.L. de Lange.

Ook in het jaar1865 trouwt Jacob met Simonia Bastiana v.d. Perk en in 1866 verkrijgen zij een eigen stuk grond aan de Venneperweg, hoek Dorpstraat. Daar wordt een huis gebouwd (waarvan de tekening overigens bewaard is gebleven) met werkplaats. Deze zullen ongetwijfeld door zijn broer Klaas gebouwd zijn.

2301-450

Leendert

Jacob en Simonia krijgen negen kinderen, waarvan er zes op zeer jeugdige leeftijd overlijden. De enig overgebleven zoon, de eerstgeborene, heet Leendert, naar zijn grootvader. Zakelijk gezien gaat het goed met de wagenmakerij. De bewoners van de polder kopen nu ook wel eens vaker nieuw materiaal zoals in 1875. Door Jacob worden aan de heren v.d. Poll ‘drie boerenwagens, langer dan normaal’ (!), geleverd voor fl. 100,- per stuk. De kleine reparatierekeningen houden echter de overhand. Op 30 november 1874 wordt voor Adam de Groot een ton doorgezaagd en tot wastobbe gemaakt en in de andere helft twee gaten geboord, totaal voor de som van vijfenzeventig cent. In dezelfde periode worden er ook wel rekeningen in natura betaald, zoals aardappelen, vlees en tarwe. In die jaren waren er zeven wagenmakers in de polder gevestigd.

Leendert is de opvolger in het bedrijf. Naast wagenmaken ziet hij wel iets in onroerend goed want op 10 januari 1899 koopt hij twee huizen aan de Binnenweg *) in Nieuw-Vennep. Deze koop vindt plaats bij opbod en afslag in het koffiehuis De Gouden Leeuw. Leendert trouwt met Gerrigje Verboom, waarna er uit dit huwelijk acht kinderen geboren worden. Van de zonen wordt Teunis boer in de Schermer, Leendert kruidenier te Castricum en Laurens vertrekt naar Amerika.

Voor de modernisering van zijn bedrijf krijgt Leendert in 1913 een Hinderwet vergunning; voo het oprichten van een vier p.k. benzinemotor in diens wagenmakerij, gelegen aan de Venneperweg, grenzende aan Blokker, Vreeken, de Venneperweg en de Dorps binnenweg. ‘In de inrichting zal worden vervaardigd en gerepareerd, wagens en verdere werktuigen bestemd voor het landbouwbedrijf. Twee mannelijke personen mogen in de werkplaats verblijf houden, doch géén vrouwelijke personen’.

Het gaat Leendert zakelijk zeer voor de wind. Hij heeft gouden handen en is bovendien zeer zakelijk. De prijzen voor standaard producten, zoals boerenwagens, zijn door wagenmakersvereniging D.E.V. vastgelegd in prijslijsten, waaraan ieder lid zich hield (dat kon toen nog…). Overigens was hij zelf medeoprichter van deze vereniging. Omdat hij sneller dan de gemiddelde wagenmaker kon werken verdiende hij goed. Zo goed zelfs, dat hij rond 1923 een auto kocht. Dat werd hem door veel klanten niet in dank afgenomen, ‘want dat was toch maar mooi van hun centen’. Het leidde zelfs tot wat tegenwoordig een kopersstaking heet. Het liet Leendert koud; “oh, die komen wel weer terug”. Na een slecht jaar door dit voorval keerden de klanten inderdaad weer terug. Kwaliteit en degelijkheid stonden ook in die tijd al voorop. De prijsafspraken werden zelfs bij vrienden aangehouden. Zo gebeurde het eens dat een boer, waar hij zelfs goed mee bevriend was, vond dat hij wel 10% korting kon krijgen op drie nieuwe wagens. Leendert weigerde dat, de tarieven bleven volgens de prijslijst. De boer bestelde de wagens daarom bij een andere wagenmaker. Hij kwam echter van een koude kermis thuis. Bij een zwaarbeladen bietentransport begaven de wielen van zijn nieuwe wagen het. Leen werd gevraagd nieuwe wielen te maken. Dat wilde hij wel, maar nu voor 10% meer dan de prijslijst aangaf… Het moest maar. Ondanks deze prijsruzie bleven ze vrienden!

6001_Van_Groningen-400

Jacob

Jacob, geboren in 1900, inmiddels de derde generatie, volgt zijn vader op in het bedrijf, hoewel hij aanvankelijk boer wilde worden. Hij trouwt op 13 mei 1925 met Elida Maria van Keulen. Enige tijd wonen zij buiten het dorp, maar in 1927 verhuist Leendert naar de Dorpstraat en gaan Jacob en Lida op het vertrouwde adres Venneperweg 503 wonen. Jacob is een druk baasje. Naast zijn werkzaamheden in de wagenmakerij is hij actief in het bestuur van de Gereformeerde Kerk, het schoolbestuur en diverse maatschappelijke organisaties.

Baas Jacob breidt het bedrijf verder uit. Er wordt een nieuwe werkplaats in de Dorpstraat gebouwd. Daarin wordt ook een bomenzaag geplaatst. Jacob gaat regelmatig met boseigenaren op pad om Iepen bomen voor zijn bedrijf uit te zoeken. De gemerkte bomen werden gekapt en met de Mallejan (een speciale wagen voor het vervoer van bomen) naar de wagenmakerij vervoerd. Voordat die bomen verwerkt konden worden moesten deze een jaar lang in het water liggen en daarvoor diende de ‘sloot’ die achter het bedrijf lag. Deze sloot, een vierkant gat waar zo’n 2 meter diep water in stond was jarenlang de plek van vermaak voor de Vennepse jeugd. Het spelletje was om over die drijvende bomen te lopen en menigeen is met een nat pak thuisgekomen.

Na het weken werden de bomen met de eigen bomenzaag in balken en planken gezaagd. Het interne transport van deze bomen en planken vond plaats met behulp van een lorrie, waarvoor een heus sporenstelsel aangelegd was. Ook was er een grote houtloods waarin het hout verder moest drogen.

Van dit hout worden de boerenwagens vervaardigd, de voornaamste bezigheid in de wagenmakerij. Voor de oorlog werden de boerenwagens nog volop voorzien van houten wielen met stalen banden. Het maken van deze wielen was vakwerk, wat vooral vader Leendert goed beheerste. Met name het slaan van de spaken in het wiel was een moeilijk werk. De grootte van de gaten luisterde nauw, de spaken moesten met zes klappen op hun plaats zitten. Had je er meer voor nodig dan zaten ze te strak zodat de naaf ging splijten en bij minder zat de spaak te ruim en dat gaf op den duur problemen, zoals we in het verhaal met de bevriende boer hebben gezien.

Dan volgt de crisistijd in de jaren dertig. Er is weinig werk en de vraag naar boerenwagens daalt tot een dieptepunt. Er wordt zelfs een jaar geboekt met een omzet van slechts 67 gulden. Jacob kan het hoofd boven water houden door het maken van molens met centrifugaalpompen voor polderbemaling. Een vinding waar hij erg mee dweept, ondank de concurrerende vijzelgemalen die door de firma Spaans uit Hoofddorp gemaakt worden. Er is veel belangstelling voor deze gemaaltjes en ze worden tot in de kop van Noord-Holland en Texel verkocht. Het gezin van Jacob komt de oorlog relatief goed door. Door zijn connecties met de boeren uit de omgeving is er eigenlijk nooit voedselgebrek.

Na de oorlog worden de boerenwagens voorzien van stalen wielen met luchtbanden. Omdat er aanvankelijk weinig materiaal te krijgen is worden de houten wielen van oude wagens vervangen door luchtbanden. Deze waren vaak afkomstig van legervoertuigen. Dit gaf in de wederopbouwtijd veel werk. Gaandeweg doet het staal zijn intrede in de wagenmakerij. Onderstellen, frames en trekbomen worden nu van staal gemaakt. Ook worden de wagens aangepast om achter de tractor gekoppeld te kunnen worden. De paarden bij de boeren verdwijnen immers in rap tempo.

7001_Haarlem_Daf_Pony-400
Leendert

Jacob en Lida krijgen negen kinderen. Enkele daarvan gaan oom Laurens achterna naar Amerika. Ook de oudste zoon, vanzelfsprekend Leendert geheten, heeft plannen om naar Amerika te gaan. Toch wordt ook hij, net als zijn voorgangers, ‘gegrepen’ door het vak en het hebben van een eigen bedrijf. Hij komt dus bij zijn vader in de zaak en het bedrijf wordt voortgezet onder de naam J. Vaalburg & Zn.

In 1956 wordt een nieuwe werkplaats gebouwd, iets verder in de Dorpstraat. In het verleden werd al eens af en toe een bestel- of vrachtwagen opgebouwd. Leen moet nu wel een keuze gaan maken. ‘Blijf ik boerenwagens maken, of ga ik mij toeleggen op de vrachtwagens?’. Mede omdat hij niet erg overweg kan met de boeren, kiest hij voor het laatste.

Dit blijkt een goede keuze te zijn. Het vrachtvervoer is in die jaren zeer in opkomst en er is veel vraag naar vrachtwagencarrosserieën (het deel van de vrachtauto waar de lading in zit).

In de jaren vijftig worden deze auto’s vaak nog door de truckfabrikant (bijvoorbeeld Ford, Daf of Scania) afgeleverd zonder cabine. Die wordt dan door de carrosseriebouwer vervaardigd. Het behoeft geen betoog dat ook dit vakwerk was; een geraamte maken, staalplaten in model kloppen en inlassen, deuren (toen nog portieren geheten) en ramen maken, verlichting aanbrengen etc. Joost, een broer van Leen is dan ook nog werkzaam bij zijn vader. Hij legt zich vooral toe op het plaatwerk. Later, begin jaren zestig, begint hij zelf een schade herstelbedrijf in personenauto’s. Dit bedrijf is nog een aantal jaren gevestigd geweest in wat nu restaurant ‘De Oude Molen’ heet. In de jaren ’90 heeft Joost zijn bedrijf overgedaan. Het heet nu Autoschade Wittebrood.

Er worden door de jaren heen veel carrosserieën gebouwd voor (transport)bedrijven uit de buurt, zoals bijvoorbeeld Middelkoop (de ‘blauwe’ en de ‘rode’), Schalk & Van Breen, Koolhaas en Nijssen (eveneens de ‘blauwe’ en de ‘rode’).

Gem_Haarlem_1970-450

Jacob

Op 10 oktober 1962 wordt Jaco(b) als oudste zoon van Leen en zijn vrouw Adri Heerding geboren. De carrosseriebouw en de ‘werkplaats’ wordt hem met de paplepel ingegoten. Op zijn tweede jaar wordt hij in de werkplaats van zijn vader losgelaten, en er zal daarna eigenlijk geen dag meer komen dat hij er niet is te vinden. Opa Jacob vindt dit natuurlijk prachtig en leert hem de beginselen van het vak. Hoewel die het inmiddels wat rustiger aan probeert te doen, is de jonge Jacob ongedurig; na vijf minuten koffiedrinken: “gaan we weer opa?” Ook nadat opa in 1970 overleden is blijft het bedrijf Jaco’s lust en leven. Na schooltijd direct de overall aan en ‘werken’ (of in de weg lopen, zoals zijn vader wel eens pleegt te zeggen). Voor sporten is er geen tijd.

Toch blijft het lange tijd onzeker of hij zijn vader wil opvolgen. Als hij tijdens zijn studie bij verschillende bedrijven stage heeft gelopen weet hij het zeker; onder een baas werken is niets voor hem. Omdat vrachtwagens hem nog steeds boeien ligt het voor de hand om toch het bedrijf van zijn vader over te nemen. In 1992 neemt de vijfde generatie Vaalburg de ‘wagenmakerij’ over. Wagens worden er al lang niet meer gemaakt, het bedrijf is volledig werkzaam in de (vrachtwagen)carrosseriebouw en bijbehorend klein constructiewerk.

Door de jaren heen zijn de vrachtwagens steeds groter geworden. De destijds zo ruim opgezette hal in de Dorpstraat is veel te klein geworden. Ook het manoeuvreren met deze grote gevaartes midden in het dorp is niet meer van deze tijd. In 1997 is het dan zover, Vaalburg verdwijnt uit de dorpskern. Er wordt een nieuw pand gebouwd aan de Boekweitstraat op het dan nieuwste industrieterrein van Nieuw-Vennep, Spoorzicht. Het pand wordt geheel ingericht voor carrosseriebouw, o.a. met bovenloopkranen.

Hier worden de modernste carrosserieën gefabriceerd. Gesloten en open carrosserieën, oprijwagens, kipwagens, etc. Door de vele transportbedrijven in de regio rond Schiphol, is er steeds voldoende werk. Toch wordt er ook buiten de regio geleverd. Met name veegvuilcarrosserieën vinden hun bestemming door het hele land.

Het machinepark is door de jaren heen natuurlijk wel gemoderniseerd. Toch zijn nog enkele oude machines bewaard gebleven. Zo wordt sporadisch nog gebruik gemaakt van de lintzaagmachine die overgrootvader Leendert in 1913 aangeschaft heeft!

Vaalburg bestaat nu meer dan 150 jaar. Er is in die jaren veel veranderd. Niet langer speelt bijvoorbeeld de beschikbaarheid en prijs van materiaal en grondstoffen een belangrijke rol maar de kosten van de arbeid. Ook zijn de toegepaste materialen en verbindingstechnieken veranderd. Nog altijd wordt hout verwerkt, maar nog slechts in de vloeren van de carrosserie. Staal, roestvast staal, aluminium en kunststoffen vormen nu de basismaterialen. Voor de verwerking van deze materialen is natuurlijk specifieke kennis vereist.

Wat in al die jaren niet veranderd is, is de kwaliteit, de degelijkheid en de betrouwbaarheid! Nog altijd geldt dat ze bij Vaalburg altijd een oplossing weten voor elk transportprobleem.